Opdracht 1 - lezen en spreken

De oefening: je mag niet eerst luisteren!

Eerst lees je de zin in je hoofd, en daarna zeg je de zin hardop. Dat doe je maximaal 2 keer. 

Daarna klik je op deze link, of op het oranje plaatje aan de linkerkant. 

 De tien zinnen

  1. Hoe gaat het met je?
  2.  Ik begrijp het.
  3. Ik begrijp het niet.
  4. Hoe kan ik u helpen?
  5. Ik laat mijn hond uit.
  6. Ik ga graag voetballen met vrienden.
  7. We hebben elke week honkbaltraining.
  8. Mijn vriend en ik lopen graag in het bos.
  9. Ik ga elke donderdagochtend tennissen.
  10. Wil je met me afspreken?

On cümle.

  1. Nasılsınız? 
  2. Anlıyorum. 
  3. Anlamıyorum. 
  4. Size nasıl yardımcı olabilirim? 
  5. Köpeğimi gezdiririm. 
  6. Arkadaşlarımla futbol oynamayı seviyorum. 
  7. Her hafta beyzbol antrenmanımız var. 
  8. Kız arkadaşımla orman yürüyüşlerine çıkarım. 
  9. Her perşembe akşamı tenis oynarım. 
  10. Benimle görüşmek ister misiniz?