!!! Tip: leer de HELE rijtjes uit je hoofd. In z'n geheel totdat je er over gaat dromen. Dit de basis van elke nieuwe taal die je leert.

Uitleg

Hieronder vind je eerst (genummerd) de vervoeging van werkwoorden in de Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)  en in de Voltooid verleden tijd (OVT). De rechter twee kolommen bevatten de vervoegingen van het werkwoord in de OVT. Eerst in het Nederlands, daarnaast in het Turks. De werkwoorden zelf staan bovenaan de tabel.

 

En ik weet het, het is niet leuk maar leer ze allemaal als rijtjes uit je hoofd! Hier gaan we:

81. Vinden
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik vind Ben buluyorum Ik vond Ben buldum
jij Jij vindt Sen buluyorsun Jij vond Sen buldun
hij/zij/het Hij/Zij/Het vindt O buluyor Hij/Zij/Het vond O buldu
wij Wij vinden Biz buluyoruz Wij vonden Biz bulduk
jullie Jullie vinden Siz buluyorsunuz Jullie vonden Siz buldunuz
zij/ze Zij vinden Onlar buluyorlar Zij vonden Onlar buldular

82. Vliegen
OTT OTT OVT OVT
ik Ik vlieg Ben uçuyorum Ik vloog Ben uçtum
jij Jij vliegt Sen uçuyorsun Jij vloog Sen uçtun
hij/zij/het Hij/Zij/Het vliegt O uçuyor Hij/Zij/Het vloog O uçtu
Wij Wij vliegen Biz uçuyoruz Wij vlogen Biz uçtuk
Jullie Jullie vliegen Siz uçuyorsunuz Jullie vlogen Siz uçtunuz
zij, ze Zij vliegen Onlar uçuyorlar Zij vlogen Onlar uçtular

83. Voeren
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik speel Ben besliyorum Ik voerde Ben besledim
jij Jij speelt Sen besliyorsun Jij voerde Sen besledin
hij/zij/het Hij/Zij/Het speelt O besliyor Hij/Zij/Het voerde O besledi
wij Wij spelen Biz besliyoruz Wij voerden Biz besledik
jullie Jullie spelen Siz besliyorsunuz Jullie voerden Siz beslediniz
zij Zij spelen Onlar besliyorlar Zij voerden Onlar beslediler

84. Vragen
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik vraag Ben soruyorum Ik vroeg Ben sordum
jij Jij vraagt Sen soruyorsun Jij vroeg Sen sordun
hij/zij/het Hij/Zij/Het vraagt O soruyor Hij/Zij/Het vroeg O sordu
wij Wij vragen Biz soruyoruz Wij vroegen Biz sorduk
jullie Jullie vragen Siz soruyorsunuz Jullie vroegen Siz sordunuz
zij Zij vragen Onlar soruyorlar Zij vroegen Onlar sordular

85. Wachten op 
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik wacht op Ben bekliyorum Ik wachtte op Ben bekledim
jij Jij wacht op Sen bekliyorsun Jij wachtte op Sen bekledin
hij/zij/het Hij/zij/het wacht op O bekliyor Hij/zij/het wachtte op O bekledi
wij Wij wachten op Biz bekliyoruz Wij wachtten op Biz bekledik
jullie Jullie wachten op Siz bekliyorsunuz Jullie wachtten op Siz beklediniz
zij Zij wachten op Onlar bekliyorlar Zij wachtten op Onlar beklediler

86. Wassen
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik was Ben yıkıyorum Ik stond Ben yıkadım
jij Jij wast Sen yıkıyorsun Jij stond Sen yıkadın
hij/zij/het Hij/zij/het wast O yıkıyor Hij/Zij/Het stond O yıkadı
wij Wij wassen Biz yıkıyoruz Wij stonden Biz yıkadık
jullie Jullie wassen Siz yıkıyorsunuz Jullie stonden Siz yıkadınız
zij Zij wassen Onlar yıkıyorlar Zij stonden Onlar yıkadılar

87. Wensen
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik wens Ben istiyorum Ik wenste Ben istedim
jij Jij wenst Sen istiyorsun Jij wenste Sen istedin
hij/zij/het Hij/zij/het wenst O istiyor Hij/zij/het wenste O istedi
wij Wij wensen Biz istiyoruz Wij wensten Biz istedik
jullie Jullie wensen Siz istiyorsunuz Jullie wensten Siz istediniz
zij Zij wensen Onlar istiyorlar Zij wensten Onlar istediler

88. Werken
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik werk Ben çalışıyorum Ik stuurde Ben çalıştım
jij Jij werkt Sen çalışıyorsun Jij stuurde Sen çalıştın
hij/zij/het Hij/zij/het werkt O çalışıyor Hij/Zij/Het stuurde O çalıştı
wij Wij werken Biz çalışıyoruz Wij stuurden Biz çalıştık
jullie Jullie werken Siz çalışıyorsunuz Jullie stuurden Siz çalıştınız
zij Zij werken Onlar çalışıyorlar Zij stuurden Onlar çalıştılar

89. Willen
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik wil Ben istiyorum Ik wilde/wou Ben kaldırdım
jij Jij wilt Sen istiyorsun Jij wilde/wou Sen kaldırdın
hij/zij/het Hij/zij/het wil O istiyor Hij/zij/het wilde/wou O kaldırdı
wij Wij willen Biz istiyoruz Wij wilden/wouden Biz kaldırdık
jullie Jullie willen Siz istiyorsunuz Jullie wilden/wouden Siz kaldırdınız
zij Zij willen Onlar istiyorlar Zij wilden/wouden Onlar kaldırdılar

90. Winnen
OTT OTT OVT OVT
Ik Ik win Ben kazanıyorum Ik won Ben ait oldum
jij Jij wint Sen kazanıyorsun Jij won Sen ait oldun
hij/zij/het Hij/zij/het wint O kazanıyor Hij/zij/het won O ait oldu
wij Wij winnen Biz kazanıyoruz Wij wonnen Biz ait olduk
jullie Jullie winnen Siz kazanıyorsunuz Jullie wonnen Siz ait oldunuz
zij Zij winnen Onlar kazanıyorlar Zij wonnen Onlar ait oldular

91. Wonen

OTT Ben yaşıyorum/oturuyorum (OTT) OVT OVT
Ik Ik woon Sen yaşıyorsun/oturuyorsun (OTT) Ik woonde Ben arttım
Jij Jij woont O yaşıyor/oturuyor (OTT) Jij woonde Sen arttın
Hij/Zij/Het Hij/zij/het woont Biz yaşıyoruz/oturuyoruz (OTT) Hij/zij/het woonde O arttı
Wij Wij wonen Siz yaşıyorsunuz/oturuyorsunuz (OTT) Wij woonden Biz arttık
Jullie Jullie wonen Onlar yaşıyorlar/oturuyorlar Jullie woonden Siz arttınız
ZIj Zij wonen Ben yaşıyorum/oturuyorum (OTT) Zij woonden Onlar arttılar

92. Worden

OTT OTT OVT OVT
Ik Ik word Ben oluyorum Ik werd Ben oldum (OVT)
Jij Jij wordt Sen oluyorsun Jij werd Sen oldun (OVT)
Hij/zij/het Hij/zij/het wordt O oluyor Hij/zij/het werd O oldu (OVT)
Wij Wij worden Biz oluyoruz Wij werden Biz olduk (OVT)
Jullie Jullie worden Siz oluyorsunuz Jullie werden Siz oldunuz (OVT)
Zij, ze Zij worden Onlar oluyorlar Zij werden Onlar oldular

93. Zeggen

OTT OTT OVT OVT
Ik Ik leg uit Ben açıklıyorum Ik legde uit Ben açıkladım
Jij Jij legt uit Sen açıklıyorsun Jij legde uit Sen açıkladın
Hij/zij/het Hij/Zij/Het legt uit O açıklıyor Hij/Zij/Het legde uit O açıkladı
Wij Wij leggen uit Biz açıklıyoruz Wij legden uit Biz açıkladık
Jullie Jullie leggen uit Siz açıklıyorsunuz Jullie legden uit Siz açıkladınız
Zij, ze Zij leggen uit Onlar açıklıyorlar Zij legden uit Onlar açıkladılar

94. Zetten

OTT OTT OVT OVT
Ik Ik val Ben düşüyorum Ik viel Ben düştüm
Jij Jij valt Sen düşüyorsun Jij viel Sen düştün
Hij/zij/het Hij/Zij/Het valt O düşüyor Hij/Zij/Het viel O düştü
Wij Wij vallen Biz düşüyoruz Wij vielen Biz düştük
Jullie Jullie vallen Siz düşüyorsunuz Jullie vielen Siz düştünüz
Zij, ze Zij vallen Onlar düşüyorlar Zij vielen Onlar düştüler

95. Zien

OTT OTT OVT OVT
Ik Ik vang Ben yakalıyorum Ik ving Ben yakaladım
Jij Jij vangt Sen yakalıyorsun Jij ving Sen yakaladın
Hij/zij/het Hij/Zij/Het vangt O yakalıyor Hij/Zij/Het ving O yakaladı
Wij Wij vangen Biz yakalıyoruz Wij vingen Biz yakaladık
Jullie Jullie vangen Siz yakalıyorsunuz Jullie vingen Siz yakaladınız
Zij, ze Zij vangen Onlar yakalıyorlar Zij vingen Onlar yakaladılar

96. Zingen

OTT Ben şarkı söylüyorum OVT OVT
Ik ik zing Sen şarkı söylüyorsun ik zong Ben unuttum
Jij jij zingt O şarkı söylüyor jij zong Sen unuttun
Hij/zij/het hij/zij/het zingt Biz şarkı söylüyoruz hij/zij/het zong O unuttu
Wij wij zingen Siz şarkı söylüyorsunuz wij zongen Biz unuttuk
Jullie jullie zingen Onlar şarkı söylüyorlar jullie zongen Siz unuttunuz
Zij, ze zij zingen Ben şarkı söylüyorum zij zongen Onlar unuttular

97. Zitten

OTT OTT OVT OVT
Ik ik zit Ben oturuyorum ik zat Ben oturdum
Jij jij zit Sen oturuyorsun jij zat Sen oturdun
Hij/zij/het hij/zij/het zit O oturuyor hij/zij/het zat O oturdu
Wij wij zitten Biz oturuyoruz wij zaten Biz oturduk
Jullie jullie zitten Siz oturuyorsunuz jullie zaten Siz oturdunuz
Zij, ze zij zitten Onlar oturuyorlar zij zaten Onlar oturdular

98. Zoeken

OTT OTT OVT OVT
Ik ik zoek Ben arıyorum ik zocht Ben aradım
Jij jij zoekt Sen arıyorsun jij zocht Sen aradın
Hij/zij/het hij/zij/het zoekt O arıyor hij/zij/het zocht O aradı
Wij wij zoeken Biz arıyoruz wij zochten Biz aradık
Jullie jullie zoeken Siz arıyorsunuz jullie zochten Siz aradınız
Zij, ze zij zoeken Onlar arıyorlar zij zochten Onlar aradılar

99. Zwemmen.

OTT OTT OVT OVT
Ik ik zwem Ben yüzüyorum ik zwom Ben yüzdüm
Jij jij zwemt Sen yüzüyorsun jij zwom Sen yüzdün
Hij/zij/het hij/zij/het zwemt O yüzüyor hij/zij/het zwom O yüzdü
Wij wij zwemmen Biz yüzüyoruz wij zwommen Biz yüzdük
Jullie jullie zwemmen Siz yüzüyorsunuz jullie zwommen Siz yüzdünüz
Zij, ze zij zwemmen Onlar yüzüyorlar zij zwommen Onlar yüzdüler

100. Zwijgen

OTT OTT OVT OVT
Ik ik zwijg Ben susuyorum ik zweeg Ben sustum
Jij jij zwijgt Sen susuyorsun jij zweeg Sen sustun
Hij/zij/het hij/zij/het zwijgt O susuyor hij/zij/het zweeg O sustu
Wij wij zwijgen Biz susuyoruz wij zwegen Biz sustuk
Jullie jullie zwijgen Siz susuyorsunuz jullie zwegen Siz sustunuz
Zij, ze zij zwijgen Onlar susuyorlar zij zwegen Onlar sustular

Klik op een van de volgende links voor gerelateerde content.